Trotse Gouwenaren die gewoon hun leven leidden

2 May 2018, 09:35 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

De Duitse kunstenaar Gunter Demnig plaatste op dinsdagochtend 24 april zestien nieuwe Stolpersteine in Gouda. Soesja Citroen, coördinator en uitvoerder van het Goudse project Stolpersteine, schreef verhalen over de zeven families voor wie de stenen werden geplaatst. Trotse Gouwenaren die gewoon hun leven leidden.



Verhalen
Het verhaal van koopman Levie Gompers (68), zijn echtgenote Anna Gompers-van Kloeten (71) en Mozes Gompers (42)

Levie was een geboren en getogen Gouwenaar, zijn geboortejaar was 1874. Hij was koopman en winkelier. Zijn vrouw Anna kwam uit 's-Hertogenbosch en werd in 1871 geboren. Ze trouwden in 1896 in Sint Oedenrode en kwamen al spoedig in Gouda wonen. Acht kinderen kregen ze, hun oudste zoon overleed in zijn dertiger jaren in 1935. Het laatste Goudse adres van het echtpaar was de Lange Groenendaal 84.

In het begin van de Tweede Wereldoorlog vertrokken ze naar Amsterdam; hun volwassen zoon Mozes die bij hen inwoonde, verhuisde mee. Wellicht hoopten ze in de oorlogsomstandigheden net als andere familieleden beter emplooi te vinden in de grote stad. Alle drie werden ze in 1942 om het leven gebracht in Auschwitz, zo ook de overige kinderen van het echtpaar met hun gezinnen.
Voor hun dochter Margaretha met haar man Jakob Izak de Leeuw en kinderen Anna Judik en Bram plaatste Demnig in februari 2017 vier Stolpersteine op de Turfmarkt. Al langer lagen er drie gedenksteentjes voor dochter Lea, haar man Emanuel Philip Creveld en dochter Rebecca Anna op de Lange Groenendaal 82. Deze liggen nu op nummer 84 bij de drie nieuwe gedenksteentjes voor haar ouders Levie en Anna en broer Mozes.

Het verhaal van Mendel Emanuel Bienstock (64), zijn echtgenote Roza Bienstock-Reif (61) en hun zoon Willy Bienstock (33)
Deze drie vluchtelingen woonden hier twee jaar. Mendel Emanuel Bienstock werd in Polen geboren in 1878 in Zydaczow. Er is geen beroep van hem bekend. Roza Bienstock-Reif werd in 1881 in Polen geboren in Lwow. Mendel en Roza trouwden in oktober 1901. Acht jaar later in 1909 werd in Zydaczow hun zoon Willy geboren. Ook van hem is geen beroep bekend. In februari 1939 kwam het echtpaar met zoon Willy vanuit Wenen in Den Haag wonen in de Anna van Saxenstraat.

De Joodse vluchtelingen moesten vanaf september 1940 uit de kuststreek weg. Zo kwamen ouders en zoon op 20 december 1940 op de Kleiweg 37 in Gouda terecht. Toen volgden transport en deportatie. Direct na hun transport uit Westerbork werd het echtpaar vermoord in Auschwitz op 26 februari 1943. Zoon Willy Bienstock moest in december 1942 eerst naar het Weesperplein 1 in Amsterdam (de Joodsche Invalide, verzamelpunt voor transport) en vervolgens naar Westerbork. Daar kwam hij om op 11 maart 1943. Zijn dood was twee weken na de deportatie van zijn ouders uit Westerbork, mogelijk is er een causaal veband. Ziekte, zelfmoord, we weten het niet. Hij werd in Westerbork gecremeerd op 11 maart 1943, dat terwijl begraven geboden was vanuit de Joodse religie. Zijn urn met as werd op de Joodse begraafplaats in Diemen geplaatst.
Nu liggen er drie gedenksteentjes voor dit gezin op de Kleiweg.

Het verhaal van fototechnicus Curt Julius Loewenthal (40), Felicia Loewenthal-Lewek (35) en hun baby Ellen Maryke Loewenthal (7 maanden)
Wat vroeger de Jan Luykenstraat 7 was, is nu nummer 14. Het gezin woonde hier 1,5 jaar. Curt Julius werd geboren in Berlijn in 1902. Hij kwam Nederland binnen in november 1932 en vestigde zich in Den Haag. Felicia Lewek werd geboren in 1907 in Grätz. Felicia kwam in februari 1934 Nederland binnen vanuit Berlijn en vestigde zich ook in Den Haag. Het stel trouwde op 18 april 1934. Het echtpaar betrok in april 1938 een woning aan de Amandelstraat 119 in Den Haag.

Toen de vluchtelingen uit de kuststreek weg moesten, verhuisde Felicia september 1940 naar Eemnes. Een half jaar later kwam ze Gouda binnen op De la Reylaan. In april 1941 verhuisden zij en haar man naar de Jan Luykenstraat 7, nu nummer 14. Hun dochter Ellen Maryke werd hier in Gouda geboren begin april 1942. Felicia stierf op 5 november 1942 in Auschwitz en werd 35 jaar. Hij stierf op 31 maart 1943 in Midden-Europa en werd 40 jaar. Hun dochter Ellen Maryke stierf zeven maanden oud net als haar moeder Felicia op 5 november 1942 in Auschwitz.
Een bezoeker van Joods Monument, kreeg onder meer deze info van haar moeder - een vroegere buurvrouw uit Den Haag - over de familie Loewenthal. Mejuffrouw Felicia Lewek was een zeer intelligente vrouw, sterk en realistisch. Ze kreeg net als Curt Julius een baan in Den Haag en werd iets als secretaresse. Curt Julius Loewenthal was volgens deze buurvrouw uit Den Haag een attente, bescheiden man. De naam Loewenthal werd met een 'oe' uitgesproken. De Loewenthals spraken af geen kinderen te krijgen vanwege de dreigende oorlogssituatie, maar dat lukte niet. Onder druk van de bezetter verhuisden de Loewenthals naar Gouda, waar ze in 1942 toch een kind kregen: Ellen Maryke, roepnaam Ellen. De Loewenthals hadden mooie meubels en mevrouw Loewenthal had mooie kleren. Waarschijnlijk hadden zij deze bezittingen uit het ouderlijk huis van mevrouw Loewenthal, aldus de buurvrouw, voor een wieg voor het kindje was geen geld. De buurvrouw zocht hen wel eens op in Gouda. Tot haar grote verdriet is dit echtpaar met baby vermoord.

Het verhaal van Julius Reis (64) en Hedwig Reis-Apfelbaum (47)
Julius Reis werd geboren in 1880 in Fürthin Beieren. Hij werd 64 jaar. Van beroep was hij touwspinner. Echtgenote Hedwig Helene Reis-Apfelbaum werd in 1897 geboren in Fürth. Van beroep was zij passementenbewerkster. Het echtpaar woonde twee jaar in Gouda. Julius en Hedwig trouwden in Fürth in 1919 en gingen later in Nürnberg wonen. Fürth ligt vlak bij Nürnberg en is er nu een geheel mee, Fürth is de oudere stad. Het had ooit een relatief grote Joodse gemeenschap. Links en rechts was zeer actief. In de jaren '20 toen het economisch slechter ging, kwam het antisemitisme sterk op en later sloeg het nazisme zeer aan. Het echtpaar Reis-Apfelbaum kreeg in 1920 een dochter, Gerda Liselotte. Zij trouwde enkele maanden voor haar 18de verjaardag met Hans Werner Hirsch uit Schweinfurt.

Als gevolg van de georganiseerde pogroms op 9 november 1938 werd Julius Reis tussen 11 november en 10 december 1938 vastgezet in het concentratiekamp Dachau. Niet lang na zijn internering week het echtpaar uit naar Nederland. In april 1939 gingen ze in Belfeld wonen, een dorpje vlak onder Venlo aan de grens met Duitsland. Hier woonden hun dochter Gerda al een jaar met haar man. In februari 1940 verhuisden de echtparen gezamenlijk naar Schiedam.
Op 3 januari 1941 ging het echtpaar Reis-Apfelbaum in de A.G. de Vrijestraat 18 in Gouda wonen. Op 10 april 1943 moesten Julius en Hedwig op transport naar Westerbork. Na negen maanden internering in Westerbork werden ze in januari 1944 naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Bergen-Belsen was eerst een krijgsgevangenenkamp, vanaf april 1943 werden er ook Joden vastgezet. Er waren geen gaskamers, men kwam om door de gruwelijke ontberingen, waaronder vlektyfus. In dit kamp kwam Julius op 30 december 1944 om het leven en Hedwig op 13 februari 1945.

Het verhaal van het jonge echtpaar Hans Werner Hirsch (32) en Gerda Liselotte Hirsch-Reis (22)
Gerda Liselotte Hirsch-Reis werd geboren in Fürth in 1920. Als beroep staat voor haar arbeidster touwfabriek genoteerd. Hans Werner Hirsch werd geboren in Wiesbaden in 1906. Van beroep was hij koopman. Het echtpaar woonde een jaar en acht maanden in Gouda. Gerda Liselotte Reis was een dochter van Julius Reis en Hedwig Apfelbaum, die op de A.G. de Vrijestraat 18 kwamen te wonen. Gerda trouwde op 5 februari 1938 met Hans Werner Hirsch in zijn woonplaats Schweinfurt in Beieren. Op dat moment was ze nog geen achttien jaar. Wellicht trouwde ze zo jong ten behoeve van emigratie uit Duitsland.

Het echtpaar Hirsch-Reis kwam in maart 1938 vanuit Schweinfurt naar Nederland, een maand na hun huwelijk. Eerst gingen Gerda Liselotte en haar man Hans in Belfeld wonen. In april 1939 kwamen daar ook haar ouders wonen. In februari 1940 trokken beide echtparen naar Schiedam en uiteindelijk kwamen ze in Gouda. Ieder op een eigen adres.
Begin november 1940 kwamen Hans en Gerda Hirsch-Reis Gouda binnen op de Hieronymus van Alphenstraat 2. Een kleine twee maanden later, half januari 1941, verhuisden ze naar de Joubertstraat 201 in Gouda. In september 1942 moesten ze op transport naar Westerbork. Twee dagen later volgde hun deportatie naar Auschwitz. Gerda Liselotte werd bij aankomst op 1 oktober 1942 vermoord. Haar man Hans Werner Hirsch werd op 31 januari 1943 om het leven gebracht en zal als dwangarbeider gebruikt zijn.
Gerda Hirsch-Reis' ouders zijn in Bergen-Belsen om het leven gebracht. Hans Werner Hirsch had nog twee broers. Zijn broer Salomon en zijn Franse vrouw overleefden de Holocaust in Gouda. Salomon overleed in Gouda in 1954, daarna keerde zijn weduwe terug naar Frankrijk. Hans Werners broer Gustav en diens vrouw Claris Weil zijn net als Hans Werner en Liselotte in maart 1938 Nederland binnengekomen. Ze gingen in de Hoogstraat wonen. Ze zijn net als Gustavs broer Hans Werner en echtgenote Gerda Liselotte op dezelfde data op transport gezet naar Westerbork, verder gedeporteerd en vermoord in Auschwitz. Voor het Gouds Kaashuis op de Hoogstraat 1 herinneren twee Stolpersteine aan hen.



Het verhaal van chazan Eliazer (Elias) van der Hoeden (28) en Betty Bonn (31)
Elias werd geboren in Nijkerk in 1915. Betty Bonn in Amsterdam in 1912. Betty en Elias woonden bijna vier jaar in Gouda. Elias was de zoon van Simson van der Hoeden, kleermaker en mede-eigenaar van de kleding- en manufacturenzaak Van der Hoeden. Deze was erg actief binnen de Joodse gemeenschap en stierf een natuurlijke dood in 1927. Elias was erg muzikaal en kon al als kind diverse instrumenten bespelen, waaronder de mandoline. Als volwassene was hij een graag gehoord gastspreker, gaf veel lezingen en cursussen en deed veel om de jongeren actief bij het geloof te betrekken. Bij feesten zorgde hij voor een vrolijke noot met zijn muzikale begeleiding. Een vrolijke, dynamische en gedreven man, aldus een familielid.

Elias was opgeleid aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. Voordat hij chazan werd in Gouda, gaf Elias les aan de Joodse school aan de overkant van het IJ in Amsterdam. Een bezoeker van Joods Monument schreef het volgende over hem. Hij was een aardige jongeman met een lachend gezicht, die ooit tegen zijn leerlingen zei: "Ik trap jullie rustig de klas uit met mijn lachende gezicht."
Van Amsterdam verhuisde Elias in 1937 naar Steenwijk, waar hij chazan werd, dat wil zeggen voorzanger bij de Joodse gebedsdienst. Twee jaar later in 1939 kwam hij in Gouda wonen, waar hij chazan werd in de Goudse synagoge. Eerst woonde hij kort in de Zoutmanstraat. Op 16 november 1939 trouwden Elias van der Hoeden en Betty Bonn. Vier dagen later op 20 november 1939 trokken ze in het huis op de Krugerlaan 94.
Betty Bonn was een dochter van diamantbewerker Joseph Bonn en Jeannette Bonn-de Vries. Beide ouders van Betty zijn vermoord. Alleen Samson, de broer van Betty, heeft de oorlog overleefd. Van Betty Bonn is het origineel bewaard van het kaartje waarmee zij en haar verloofde de mensen bedanken voor de belangstelling bij hun verloving. Ook is de bul bewaard, waaruit blijkt, dat Betty Bonn op 5 februari 1937 aan de Faculteit der Rechten van de UVA haar kandidaatsexamen heeft afgelegd. Voor haar verhuizing naar Gouda woonde ze in de Transvaalstraat in Amsterdam. Van Betty is wel haar studie, maar geen beroep bekend. Gezien het verbod op werken van getrouwde vrouwen in overheidsdienst, een verbod dat pas in 1955 werd opgeheven, is dit niet zo verwonderlijk. Wel vermeldt Ies Cohen dat Betty les gaf op het Joodse schooltje, toen openbaar onderwijs verboden was voor Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Betty en Elias waren beiden heel actief en behulpzaam in de Joodse gemeente, alleenstaande vluchtelingen konden altijd bij hen terecht. Ze behoorden tot de laatste officieel in Gouda ingeschreven Joden, die op transport moesten. Elias werd vermoord op 31 maart 1944 in Polen. Een gemeente wordt niet genoemd, mogelijk werkte hij nog als dwangarbeider in een satellietkamp van Auschwitz. Hij werd 28 jaar. Betty werd direct na aankomst vermoord in Auschwitz op 19 november 1943. Zij werd 31 jaar. Elias' moeder Jansje Fortuijn werd vermoord in 1943. Ook Elias' zusters Aaltje, Esther en Johanna en zijn broer Mozes werden om het leven gebracht. Bertha (Bertie) Goud is de verweesde overlevende dochter van zijn zuster Esther en haar man Abraham Goud. Zij was bij de Stolpersteineplaatsing aanwezig.
Nog iets over Betty Bonns overlevende broer Samson (Sem) Bonn en zijn gezin, met name over Betty's neefje Joep. Sem Bonn trouwde in 1923 met een niet-Joodse vrouw Jacoba (Co) Evers. Daardoor hoefde hij in eerste instantie niet op transport. Samen kregen zij hun zoon Joseph (Joep) Bonn. Sem, Co en Joep hebben alle drie de oorlog overleefd. Sem Bonn was een groot deel van de oorlog ondergedoken, maar had ook een vervalst persoonsbewijs op naam van Stephan Bonn. Hij was weliswaar gemengd-gehuwd, maar de Nederlandse gemengd-gehuwden moesten zich vanaf september 1942 officieel laten registreren. Dan zouden ze een Sperre (tijdelijke vrijstelling voor deportatie) kunnen krijgen, maar in de praktijk werden de gemengd-gehuwden in Nederland ernstig vervolgd, aanzienlijk meer dan in Duitsland. Samen met zijn vrouw heeft hij vele vervalste voedselbonnen en verzetskranten gedrukt.
Na de oorlog heeft Sem, die ambtenaar was, nog lange tijd heel vaak op het Centraal Station gestaan in de hoop dat er iemand van zijn familie zou terugkeren. Maar niemand kwam terug. Sems zoon Joep logeerde nog wel eens bij zijn tante Betty en oom Elias. Zijn ouders waren druk met verzetsactiviteiten en bij Betty en Elias vond hij een warm gezin. Alsof hij een voorgevoel had, wilde hij de avond voordat zijn oom en tante op transport moesten, terug naar huis in Hillegom. Zijn moeder Co haalde de 10-jarige Joep met de fiets op. Voor Joeps dochters Betty en Judith namen tante Betty en oom Elias welhaast mythische proporties aan door de verhalen van hun vader Joep, voor wie Elias en Betty zo'n lieve jonge oom en tante waren geweest.

Het verhaal van Izak van Dantzig (84)
Izaks grootvader, onderwijzer Eleazer Andries van Dantzig, trouwde in 1812 met Mariana Godschalk uit Zwolle. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, allen geboren in Zwolle. Na 1830 verhuisde het gezin naar Gouda. Izaks vader Joël was de zesde van het kinderstel. Hij werd geboren in 1825 en groeide vanaf zijn vijfde jaar op in Gouda en kreeg daar later een handel in manufacturen. Uit zijn huwelijk met Naatje de Vries stamt Izak van Dantzig.

Izak werd in Gouda geboren in september 1858. Net als zijn vader was hij koopman, daarnaast was hij makelaar. In 1886 trouwde Izak met Roosje van Aalst. Ze kregen drie kinderen. Volgens een familieverhaal hadden hun dochters Anna en Estella een mentale en/of geestelijke beperking en verbleven beiden in een tehuis. Anna overleed in 1903 en Estella in 1939. Zoon Joseph (Joop) werd als derde kind geboren in Gouda in augustus 1893. Hij ging na de Rijks HBS - in zijn schooltijd nog op de Lange Tiendeweg - naar de middelbare handelsschool in Rotterdam. In 1921 trouwde hij in Gouda met Emmy Verkozen en kreeg samen met haar twee kinderen.
In een advertentie uit die tijd, uit de Goudsche Courant van 1920, staat zijn vader Izak vermeld als makelaar: "belast zich met aan- en verkoop van huizen". Een nog steeds actueel beroep. Zijn adres staat er bij vermeld, de Wijdstraat, ook zijn telefoonnummer, 473. Er woonden toen zo'n 26.000 inwoners in Gouda en telefoons waren zeker nog geen gemeengoed. In januari 1933 verhuisde het echtpaar van de Wijdstraat 2 naar de Piersonweg 6. Eind 1936 stierf echtgenote Roosje van Aalst op 78-jarige leeftijd. Izak bleef als weduwnaar op de Piersonweg wonen.
In 1942 moest de bejaarde Izak zich melden bij de Hollandsche Schouwburg, moest hij op transport naar Westerbork en direct door naar Auschwitz. Op 26 oktober 1942 werd hij daar omgebracht, hij was toen 84 jaar.
Direct na de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 verbleef zoon Joop samen met zijn gezin enkele dagen bij vader Izak op de Piersonweg. Joop was voor de AKU gestationeerd geweest in Wenen, maar het gezin moest door de Anschluss in 1938 hun relatieve luxe leven daar achter zich laten. Ze hadden nu Arnhem als thuisbasis. Omdat Gouda de eerste dagen nog niet bezet was, weken ze even uit naar het huis van vader Izak. Na het bombardement van Rotterdam op 14 mei keerde het gezin weer terug naar Arnhem. In augustus 1942 - twee maanden voor Izaks dood in Auschwitz - begon hun vlucht naar Zwitserland. Zoon Joop had door zijn werk voor de AKU veel reiscontacten en dat kwam hen van pas op hun vlucht.
In het dagboek-boekje 'Zeg Nooit dat Je Joods bent' vertelt Emmy van Dantzig over de vlucht naar Zwitserland van Izaks zoon Joop, zijn vrouw Emmy en hun kinderen Elly en Rob. Haar oma Emmy van Dantzig-Verkozen hield in een schriftje bij, hoe het hen verging op de vlucht. Het is een dicht op de huid geschreven verslag, mooi geredigeerd en van extra informatie voorzien door Izaks achterkleindochter Emmy.

Soesja Citroen,
Stichting Gouds Metaheerhuis afd. Stolpersteine
[email protected]
www.facebook.com/stolpersteine.gouda
www.www.xplregouda.nl/#/route_info/5059