6-5-1970: We hebben 'm

6 May 2020, 01:42 uur
Sport
mainImage

door Jan D. Swart

Zal het een half uur of een uur na de Europacup-winst van Feyenoord op Celtic geweest zijn dat auto’s rond de wisseling van 6 naar 7 mei 1970 in Rotterdam toeterend rondreden met op de voorruit in koeienletters de uitgeknipte tekst: We hebben ‘m

Soms was de hele krant te zien. 

Rotterdam was is een roes en Het Vrije Volk wist bij winst dat dit zou gaan gebeuren. 

Het was niet de eerste keer dat het grootste dagblad van Rotterdam met een bliksemeditie de straten van de stad verraste. Bij alle eerdere thuiswedstrijden op weg naar de Europese triomf hadden de bezoekers bij het verlaten van De Kuip al een krant in hun handen gedrukt gekregen. Gratis met een verslag van een wedstrijd die nog maar net was afgelopen.

Hè? Direct na afloop?

Ja, Het Vrije Volk stuntte wel vaker. In 1963 had krantenman Wim Hollander al twee boten met supporters naar Portugal laten varen voor de return van Feyenoord tegen Benfica, dus was het uitgeven van een bliksemeditie vergelijkenderwijs een fluitje van een cent. Kwestie van goed organiseren en de mazzel van een gewonnen wedstrijd.

Er was trouwens – voordat het 6 mei 1970 werd - eigenlijk al een seizoen lang geoefend. In september bij Feyenoord – Reykjavik (4-0), in november thuis tegen AC Milaan (2-0), vervolgens in maart Feyenoord – Vorwärts Berlin (2-0) en een maand later thuis tegen Legia Warschau (2-0). En natuurlijk was er een redelijke voorproductie gemaakt voor zo'n krantje. Bestaande uit een paar tijdloze verhalen om de echte stunt van body te voorzien. En die stunt was het wedstrijdverhaal. Ook dat Het Vrije Volk het toch maar weer had geflikt. Vaak altijd weer het werk van Wim Hollander, de grote ideeënman. 

De Berichtendienst

Het is vijftig jaar geleden, dus helemaal precies heb ik het niet meer voor de geest. Maar eerst dit. De sportredactie van Het Vrije Volk had destijds een legendarische chef, Jen Vlietstra. Hij was in de oorlogsjaren doelman van Feyenoord geweest en genoot aanzien. In de herfst van 1969 waren Ger Bestebreurtje en Loet van Schellebeek zijn voetbalverslaggevers. En per 1 januari 1970 arriveerde ik, afkomstig van Het Rotterdams Parool, na een legendarisch sollicitiegesprek in een café. Kom ik op terug. Sportjournalistieke transfers waren er in die tijd aan de orde van de dag. Ger Bestebreurtje was inmiddels naar het RN vertrokken.  

De primeur van het stuntwerk vanaf de tribune was voor Loet van Schellebeek, een briljant schrijver. Hij nam in het legendarische Feyenoord-seizoen voor de bliksemedities de eerste twee Europa Cup-wedstrijden voor zijn rekening (thuis tegen Reykjavik en AC Milaan). Ook was hij bij uitwedstrijden. Bij de volgende twee thuis in De Kuip (Vorwärts Berlin en Legia Warschau) lwas het mijn beurt. En naast ons zat Vlietstra. Hij pookte het tempo op en belde per kwartier via een speciaal aangelegde telefoonlijn onze getikte zinnen door. Half blaadje vol uit de schrijfmachine, een lege erin

Met wie hij belde? Met de dames van de berichtendienst. Dames met zwoele stemmen, voor wie onze chef een zwak had. Daarom tikte hij zelf liever niet, hij vond zich voor dat bellen veel geschikter. 

Plakwerk

Als de schrijvers na vijftig jaar de wedstrijdverslagen teruglezen, ontdekken ze wat anderen niet kunnen zien: het plakwerk van de eindredacteur op de redactie aan de Slaak. Want: ergens halverwege het verslag zitten de eerste getikte zinnen. Die vertrouwden we namelijk aan de schrijfmachine toe op het moment dat de spelers nog op het oude bijveld aan het inlopen waren. Kwestie van: duim in de mond, rondkijken en een beetje sfeer fantaseren. Anders gezegd: het wedstrijdverslag begon een half uur voordat de wedstrijd was begonnen. Vooral zwaar analyseren hoe Happel zijn spelers op de tegenstander zou laten anticiperen.

Zolang de wedstrijd nog niet was begonnen, kon dat allemaal in redelijk normaal tempo. Maar het echte accelereren begon meteen na het fluitsignaal. Historisch in dat verband is de zin die Vlietstra naast me uitsprak toen ik even iets te lang naar de wedstrijd keek: ‘’Niet kijken Swart, tikken.’’

Paar edities

Zo’n snelheidskrant had een paar edities. Voor de eerste – die in vliegende vaart De Kuip moest bereiken – nam de eindredacteur het verslag twintig minuten voor het einde van de wedstrijd al over. Hij schreef toe naar een uitslag die Vlietstra – al bellend – aan het vermoeden was. In de eerste editie werd dan in de inleiding slechts over winst en euforie gesproken en vermeed de eindredacteur de juiste uitslag. Die wist ie ook niet op het moment van: go.

Geen haan die er in de jubel van het succes naar kraaide. In de tweede editie stond ie er immers wel.

En zo bereikte ook de bliksemeditie met de kop We hebben ‘m aan het einde van de avond van 6 mei 1970 de binnenstad van Rotterdam. Het verslag uit Milaan is van Loet van Schellebeek en ik zat als bureauredacteur op de Slaak in Rotterdam. Een historische avond, met de oude en eerste Nederlandse tv-quizmaster Theo M. Eerdmans als chef d’équipe en de jonge (latere hoofdredacteur) Leo Pronk nog als opmaakredacteur.

En hoe ging het met de dames op de berichtendienst? Die vroegen assistentie, want in het spetterende San Siro waren Loet van Schellebeek en Jen Vlietstra bij het doorbellen op het laatst niet meer te verstaan. Maar toen waren we inmiddels al bij de 2e editie. De eerste had de Coolsingel al bereikt. Nee, niet de Witte de Withstraat. Dat was toen nog een gribus in die jaren. 

Toeterende auto's op de Coolsingel: We hebben 'm. Een wereldkop. Een vondst van redactiechef Jan Hille. ‘’Wel taalkundig fout’’, zou Loet van Schellebeek later zeggen toen hij uit Milaan was teruggekeerd, ‘’want cup is vrouwelijk.''

Maar hij vond haar wel briljant van eenvoud.