Column Marianne de Jong |
Wel te verstaan
De twee schuchtere jonge mensen kijken verlangend naar de kleurrijke waterfietsen. In het Spaans heten die ‘pedalo’. Dat spreek je uit als pe-dáa-lo, met het accent op de A. Maar zo te zien hebben zij al moeite genoeg met het woordenboekje dat hun eigen taal naar het Engels vertaalt. Een woordenboekje, geen smartphone met een vertaalprogramma erop. Ze vinden wat ze zoeken: kosten? De Afrikaanse verhuurder legt het met twee handen uit: tien plus vijf, vijftien. Voor één uur (daar steekt hij één duim voor op, typisch Spaans).
Ze overleggen in een taal die ik niet herken en ze praten ook zachtjes. Heel anders dan de vele Engelse toeristen die hier het strand en omgeving onveilig maken. Die doen trouwens ook geen moeite om iets in woordenboekjes of op hun mobiel uit te zoeken, want iedereen spreekt Engels, toch? Sommigen doen wel een poging, die hebben op het bord op de boulevard het woord gezien. Zonder uitzondering spreken ze dan over pèh-dullo, met het accent op de ‘eh’. Met als gevolg dat naar de man, wiens donkere ogen nu extra afsteken bij zijn lichtblauwe mondmasker, wordt verwezen als de pèh-dul-lo-men. Dat deert hem niet, zolang ze maar betalen en op tijd terugkomen. En, oh ja, ook graag de waterfiets heel houden. Kost schijnbaar moeite genoeg, als je ziet hoe sommige arme drijvende dingen er aan toe zijn.
Maar dit keer luistert hij heel aandachtig naar het verlegen paar. Hij is niet de enige op het strand die hen aandoenlijk vindt. Zo’n lief koppeltje. De jongeman pakt zijn portemonnee. Hij zou met zijn pinpas kunnen betalen, maar misschien heeft hij die niet? Hij komt niet verder dan € 10,-. Hij schudt zijn hoofd, zijn jonge vrouw troost hem met haar arm om zijn middel: ‘Geeft niet, kom maar, gaan we wat anders doen’. Vriendelijk groeten zij de pedaloman.
Mijn tien enveloppen komen me helder voor de geest, gratis Postbank-enveloppen met blauwe leeuw. Daarin hadden we voor de tien dagen die onze huwelijksreis duurde onze dagelijkse portie peseta’s gedaan. Meer konden we niet uitgeven. Was het op, dan was het op. Hadden we over, hadden we mazzel voor de volgende dag. Zuinig zijn was een gewoonte geworden en zo konden we na een paar dagen met de boot van Ibiza naar Formentera. Het eten was gelukkig inbegrepen in de excursie. De fietsenhuur op Formentera niet. Maar er zat precies genoeg in onze envelop voor de huur en de borg.
De fietstocht was geweldig, wát een prachtige omgeving. Zo rustig, ongerept en ongestoord. Tót er een jonge herdershond verscheen die het leuk vond om met ons mee te rennen. Hoe hard we ook fietsten, hij hield ons bij. We waren al een heel stuk gevorderd toen er heuvels opdoemden. Best wel steil eigenlijk, zeker voor Hollanders. De hond gaf het op. Wij ook.
Op ons gemak fietsten we terug naar het haventje, waar we over een paar uur weer de boot naar Ibiza zouden nemen. Onze envelop was leeg, maar dat was een kwestie van de borg innen. Dan konden we heerlijk langs de waterkant een koel drankje bestellen. Oh, wat keken we daar naar uit!
Op het hek van de fietsenverhuur hing een briefje: ‘Volvemos à las 16 hrs.’. Nou sprak ik niet veel Spaans maar het dichte hek gaf de clou: ‘Ze komen pas om vier uur terug. Zeker lunchpauze. Spanjaarden lunchen best wel lang.’ Verslagen keken we elkaar aan; nog drie uur wachten tot we de borg terugkregen. Geen drankje dus.
Nu is dat anders, ik hoef maar in de strandtas te grijpen en mijn flesje water te pakken. Of desnoods ga ik iets fris halen in de supermarkt of de strandbar. Geld genoeg. Maar nog steeds zuinig. En voorzichtig, want ik neem hooguit vijf euro mee naar het strand. Voor nood. Behalve het fruit en water in de strandtas heb ik nooit iets nodig.
Verderop zie ik de jonge vrouw iets zoeken in haar tas. Ze haalt er iets blinkends uit tevoorschijn; een munt, zo lijkt het. Haar metgezel wijst naar de pedaloman en ze komen weer zijn kant op. Het is ze gelukt om € 12,- bij elkaar te sprokkelen. Met handen en voeten vragen ze hem of ze de pedalo dan iets korter mee mogen nemen?
Daar kan hij niet aan beginnen. Dat spijt hem zichtbaar, zijn ogen staan triest boven het kapje. Het is ook wel begrijpelijk, hij moet aan het einde van de dag natuurlijk verantwoording afleggen. En als je er één bevoordeelt, dan komen ze allemaal…
De teleurstelling van het jonge stel is groot, het is ze aan te zien. Ik kan de tien enveloppen van destijds nog in mijn hand voelen, dat goedkope papier met de blauwe opdrukken erop. Zal ik…?
Maar vóór ik in mijn strandtas naar mijn briefje van vijf kan zoeken, wenkt een oudere heer de jonge mensen. Ook hij spreekt een taal die ik niet herken, maar In zijn hand heeft hij een munt van twee euro. ‘Alsjeblieft jongelui’. De vreugde straalt van de twee blozende gezichten. Maar het is nog steeds niet genoeg.
De pedalomen kijkt vanonder zijn parasol toe, dan zoekt hij in zijn heuptasje. Hij wenkt de twee verliefden. Zijn euro maakt de vijftien compleet. De jonge mensen draaien eerst hun hoofd naar de oudere meneer en dan naar de pedalomen: ‘U krijgt het terug, we beloven het u’. Je wéét gewoon dat ze dat zeggen. Maar beiden wuiven hen weg: ‘Ga maar, veel plezier’. Even later dobberen ze in de baai, dolgelukkig met elkaar en net zo verliefd wordend op Spanje en zijn inwoners als ik toentertijd.
Het maakt niet uit als we niet dezelfde taal spreken.
Als we met onze harten spreken, dan zijn we wel te verstaan.
‘Wel te verstaan’ is verschenen in het Gouds Dagblad als column en op de site van de schrijver: Marianne de Jong.
Reageren kan via: [email protected].
Ga voor nog meer leuke, korte verhalen naar: www.coronkels.nl