Politieblog: Pats, boem, weg

25 December 2020, 13:00 uur
Lokaal
mainImage

Levens redden, dat doen agenten het liefst. Maar als brigadier Bart een man wil reanimeren die levenloos op straat ligt, ziet hij dat de man een niet-reanimeren kaart bij zich heeft. Even later staat hij bij de vrouw van het slachtoffer voor de deur om het verdrietige nieuws te vertellen. Op de dag voor kerst nog wel. Ditmaal het verhaal van brigadier Bart.

Het is 24 december, een dag voor kerst en het is fris, droog weer. De gure wind waait om je oren waardoor de gevoelstemperatuur enkele graden kouder aan voelt.  We krijgen een melding : “Vlakbij het politiebureau aan je rechterhand, ligt een man op de grond. Toestand onbekend.”

Binnen een minuut zijn we er. We springen uit de auto en rennen naar een man die levenloos op de grond ligt. ‘Pak de AED’, roep ik tegen mijn maatje die direct terug rent naar de auto. Ik doe wat testjes, maar voel geen hartslag. Ik trek de jas van de man open en scheur de knoopjes van zijn overhemd los.

Plotseling zie ik dat de man een niet reanimeren-kaart bij zich heeft. Ik kijk mijn collega aan. “Wat gaan we doen?” hoor ik hem zeggen. “Niets”, zeg ik met twijfel in mijn stem. De ambulance arriveert na ongeveer acht minuten. De dood wordt vastgesteld na het tonen van het niet reanimeren-kaartje. De ambulance neemt de man mee naar het mortuarium.

Een van de meest vervelende dingen van het politiewerk, is het op de hoogte brengen van een overlijden aan familie of nabestaanden. Uit zijn legitimatiebewijs blijkt dat de man 83 jaar oud is en dat zijn vrouw in de buurt van het politiebureau woont.

Als we aanbellen op het adres doet een charmante tachtigjarige dame de deur open. Ze ziet ons staan en vraagt: “Oké, waar hebben jullie hem nu weer gevonden? Kom binnen, het is guur weer buiten.”  Ik vertel de dame waar we haar man gevonden hebben en dat hij niet meer leeft.

Er verschijnt een voorzichtige glimlach om haar mond. “Heeft  u hem gereanimeerd?”  “Nee mevrouw, antwoord ik. Ik heb de niet reanimeren-kaart gevonden. “Gelukkig maar”, is haar antwoord. “Weet u wat het is, agent”, zegt ze. “Jaren geleden is bij mijn man een ernstige ziekte ontdekt. De artsen hadden hem opgegeven en zeiden dat hij nog ongeveer een jaar zou leven. Inmiddels hebben we er twee extra bij gehad. Ik heb een superlieve man gehad en we hadden het goed samen. Ik ben erg verdrietig, maar voor hem ben ik blij. Hij wist dat het zou komen en we hebben lang in reservetijd geleefd. Hoe gaat het eigenlijk met u? Dit zijn niet de leukste opdrachten voor jullie.”

Ik schrik hiervan en na een diepe zucht geef ik toe dat dit soort verdrietige meldingen brengen, nooit zal wennen. De vrouw vertelt dat ze met de familie van haar man kerst zouden vieren en met elkaar zouden eten. “Ik ga ze zo bellen en vertellen wat er is gebeurd. Het etentje ga ik niet afzeggen. Dat had mijn man niet gewild.’ We condoleren de vrouw en rijden terug naar het bureau.

Als de kerst voorbij is, bel ik de weduwe op met de vraag of ze de kerstdagen nog een beetje is doorgekomen. Ze vertelt me dat ze beide kerstdagen om beurten bij de broers van haar man had gegeten. ‘We hebben waardig afscheid genomen van hem en we hebben hem goed herdacht. We hebben gelachen en gehuild, het was mooi. Ik denk iedere dag aan hem en ik mis hem heel erg. Dit gaat nooit meer over, maar het is goed zo. Zo wilde hij het ook. Pats, boem weg.’  

Nog steeds proost ik iedere kerst op de man die pats boem weg was.