Toch nog een keer die vlinders

9 September 2020, 17:38 uur
Columns
mainImage

Mijn vrouw vroeg wat ongerust: Is er iets met je aan de hand? Zo rustig heb ik je de laatste jaren niet gezien.”

Ik vroeg het mezelf ook af, maar ik herkende het vaag van vroeger. Toen heb ik het haar uiteindelijk – we zijn dit jaar 50 jaar getrouwd – toch schoorvoetend bekend.

Ik heb het al vanaf mijn vierde jaar. Op onze kleuterschool aan de Beukendaal op Zuid werd ik als door de bliksem getroffen toen ik haar zag: blonde vlechten en blauwe ogen. Al snel kreeg ik haar aandacht en mochten we samen zowel op school als bij elkaar thuis spelen. Als ze om welke reden dan ook niet naar school kwam, was ik ontroostbaar. Waarschijnlijk ook de reden dat ik zakte voor mijn strikdiploma.

Toen we naar Rotterdam West verhuisden was mijn leed niet te overzien tot ik mijn onderbuurmeisje zag: blond en blauwe ogen. Ik was in die tijd het enige jongetje met zwart haar en viel bij haar in de smaak. We liepen met elkaar zoals iedereen enigszins vertederd zei. Vooral mijn vader was blij met mijn onschuldige belangstelling voor het andere geslacht, omdat ik bewees niet zo te zijn als die ene neef in onze familie, waar iedereen slechts fluisterend over sprak.

Dat lopen hield op toen ik een bril met hele dikke glazen kreeg. Meisjes kunnen grillig zijn, merkte ik.

Gelukkig kreeg ik een Pools vriendinnetje uit de flat dat minder kieskeurig was en die mijn bril bij de eerste voorzichtige kusjes afzette.  Daarna gingen onze wegen uit elkaar, omdat we naar verschillende middelbare scholen gingen. Het eerste jaar was ik te druk bezig met acclimatiseren, maar het tweede jaar had ik als zittenblijver al meer zelfvertrouwen en liet vlinders in mijn buik toe.

In de tweede klas was het te doen gebruikelijk dat we op dansles gingen. In mijn geval bij Meyer et Fils op de Henegouwerlaan. Helaas hadden de meisjes daar dezelfde leeftijd, dus ze hadden vooral aandacht voor de oudere jongens. Daarbij deed ik op feestavonden meestal mijn bril af, wat als nadeel had dat ik pas op dertig centimeter afstand zag met wie ik aan het dansen was. Daar ving ik dus bot.

In mijn klas zat wel een schuchter meisje, dat op het Noordereiland woonde en die mijn klunzige pogingen om aandacht te krijgen beloonde met een glimlach. Uiteindelijk kreeg ik haar zover, dat we hand in hand langs de Maas gingen lopen; Rotterdamser kon het eigenlijk niet.

Maar ook dat was geen lang leven beschoren, omdat ik op een feestje een meisje met een blauwe jurk en een wit kraagje tegen kwam: Liefde op het eerste gezicht; vlinders tot achter mijn oren. Tot mijn grote vreugde wederzijds, alhoewel ook van haar mijn bril bij het zoenen af moest. Om het lange verhaal kort te maken. We zijn nog steeds samen en ik kocht al op mijn achttiende de eerste contactlenzen die op de markt kwamen.

Zij, ooit dat meisje met het blauwe jurkje, vroeg dus wat er met me aan de hand was. Deze week wilde ik graag al om zeven uur naar de televisie kijken, iets dat ik de laatste jaren amper gedaan heb.

Stil voor me uitkijkend, de kat op schoot, volgde ik ademloos het programma. “Vind je het goed” vroeg mijn vrouw.

“Laat me nou met rust” verzuchtte ik, om daarna weer gebiologeerd verder te kijken.

Nu heb ik de voor anderen irritante gewoonte de meeste uitzendingen van onze staatsomroep luid van negatief commentaar te voorzien, maar nu bleef ik stil. Vandaar dat mijn Nel een beetje geschrokken leek.

“Is er iets met je jongen?” vroeg ze, terwijl ze zachtjes door mijn haar streek.

Ik keek langs haar naar het beeldscherm, schraapte mijn keel en zei zachtjes: ''k denk dat ik een beetje verliefd ben op Fidan Ekiz.”