Het is een leuk tijdverdrijf in de vakantie om op een bankje naast een sluis te gaan zitten. In Muiden is er zelfs een terras naast de sluis.
Bakboord en stuurboord
In de haven en aan de sluizen is het een plezierig schouwspel om de schepen te zien aanleggen of vastmaken. Uiteraard zijn er heel geroutineerde aanleggers, maar in veel gevallen gaat het met geschreeuw en soms gescheld gepaard. De oorzaak is eenvoudig. De eigenaar van de meestal kostbare boot staat aan het roer en geeft bevelen aan de bemanning. Heel vaak is dat zijn vrouw, die negen van de tien keer aan boord is om haar man een plezier te doen. Aan het roer wordt extra hard geschreeuwd om boven het geluid van de motor uit te komen en de irritatie begint al; ook omdat dames vaak het verschil tussen bak – en stuurboord niet willen of kunnen begrijpen.
Kop in de wind
Nu nog roept mijn Nel, enigszins boos naar me kijkend: “Kop in de wiiiiind” als er gewoon in de tuin een briesje opsteekt. Ze refereert daarbij aan de periode dat ik de fok moest hijsen en zij de boot recht in de wind moest houden. Even afwijken en je kreeg een klapperende fok in je gezicht. Bak- en stuurboord wees ik met mijn handen aan. Toch ging het vaak fout, omdat ze niet altijd begreep of ik met mijn wijzen de richting van de helmstok of de bootrichting bedoelde. Haar latere opmerking als ik weer in de kuip stond: “Je kan het ook gewoon vragen?” werd door mij ontkennend beantwoord: “Lieverd. Dat lukt niet met een klapperende fok in je melik”.
Nel aan het roer
Dat was eigenlijk het enige ongenoegen, omdat ik van de binnenvaart wist, dat daar de schipper met de zware trossen bezig is, terwijl zijn vrouw achter het roer staat; is ook logisch. Daarom stond Nel bij ons bij het binnenlopen aan het roer. Bij het aanleggen moest soms op de wal c.q. steiger worden gesprongen, de boot worden afgehouden en met stootwillen gesleept worden. Werkzaamheden waar weleens domme kracht bij nodig was: kortom mannenwerk. Aan het roer en de motor staan, was eenvoudiger omdat het wel inzicht maar veel minder fysieke kracht vereiste. In onze thuishaven Scharendijke kreeg ze onder de vrouwen enorm gezag, omdat ze bij het uit- en binnenvaren aan het roer stond. Jammer dat ze de kapiteinspet die ik bij de dump in Zierikzee voor haar gekocht had niet wilde dragen.
Verzenuwd in de sluis
Zo ging het, door die voor het gros van de watersporters ongebruikelijke rolverdeling, redelijk goed.* Zelfs in de sluizen, waar helemaal het uiterste van de feminiene zenuwen gevergd werd. Als ervaren zeilers wisten we dat je beter niet als eerste naar binnen kan varen, maar - als het even kon - vast te maken aan een buurman, die altijd klaar stond om zijn kostbare bezit te beschermen. Ook was je zo gevrijwaard van het verhalen van de lijnen bij het dalen of stijgen.
Soms kon je niet anders en gingen we wel als eerste naar binnen. Bij de Krammersluizen wilde ik een keer mijn lijn om de bolder in de sluiswand leggen, toen ik in mijn nek geraakt werd door een tros touw. Uiteraard werd ik link, omdat ik zelf nog niet vastgemaakt had. Toen dat was gedaan, zag ik dat boos reageren geen zin had. Volkomen verkrampt stond een vrouw naar me te schreeuwen, dat ik vast moest maken. Mijn opmerking “misschien is het handig, dat u dat eerst zelf doet,” begreep ze niet. “Vastmaken” krijste ze. Ik legde het uiteinde van de in mijn nek gegooide lijn vast aan onze bolder en gaf haar de tros terug, want we lagen rustig naast elkaar. Ze legde heel moeilijk over de railing vast, waarop haar man begon te schreeuwen. Ik liet hem met een handgebaar merken dat hij aan het roer kon blijven staan en legde goed vast. Eerst aan hun bolder, dan om de onze en weer terug naar de hunne: steeds onder de railing door uiteraard. “Zo lekker ontspannen op vakantie” meende ik nog grappig naar de tros werpende vrouw te moeten zeggen, maar dat was aan dovemans oren gezegd. Verzenuwd keek ze langs me heen.
Goedmakertje
Even terug in de kuip keek haar man me een beetje gegeneerd aan en zei: ”Ja, vrouwen aan boord, dat valt niet mee.” “Nou sorry hoor, maar ik heb totaal niet te klagen“ zei ik tot tevredenheid van Nel, waardoor ik het getier en mijn “kop in de wiiiind” geschreeuw van die ochtend, weer een klein beetje goed maakte.
*Eén keer ging het fout, toen ik het grootzeil stond op te binden en plotseling in de preekstoel (voorste deel) belandde. Vastgelopen omdat Nel een stukje buiten de vaargeul wilde afsnijden.