Als iemand zegt dat ie het er niet over wil hebben, in die zin dat zij panisch haar handen voor haar oren slaat en het op een rennen zet, dan veer ik op. Ik sprint er nog net niet achteraan maar het scheelt weinig.
Het gebeurde toen we met een groepje een rondje langs de plassen, de Reeuwijkse Plassen, wandelden. Een van de vrouwen (we waren met alleen maar vrouwen, die elkaar nog niet zo lang kenden) had recent haar moeder verloren. Ze vertelde dat haar vader een paar jaar daarvoor al was overleden en ze dus opeens wees was. En dat voelde raar. De oudste generatie zijn.
Eerst viel het ons nog niet op, totdat we wel heel nadrukkelijk door een andere vrouw, laat ik haar Anne noemen, gemaand werden door te lopen, wijzend naar het Paviljoen in de verte. Alsof ze bang was dat de koffie daar koud stond te worden of het appelgebak uitverkocht zou zijn als we niet opschoten. We snapten de hint en lieten het onderwerp schieten. Voor even. Want toen we allemaal voorzien waren, had iemand het lef Anne te vragen waarom ze zo reageerde. Of zij misschien recent haar ouders ook had verloren.
‘Ik wil het er niet over hebben’, zei ze. Om vervolgens als een klein kind haar oren te bedekken en richting toilet te vertrekken. Hoe fascinerend!
Ik sta niet te juichen als er iemand die me lief is overlijdt. Natuurlijk niet. Angst, rouw, onvermogen, zijn stuk voor stuk emoties die we niet graag voelen. We hoeven in principe geen angst meer te hebben geen eten te vinden of bang te zijn verslonden te worden door wilde dieren. Het leven is beschermd en steeds maakbaarder. Behalve als het op de dood aankomt. De dood is een speciaal geval.
De dood, die overkomt ons hoe dan ook. In de praktijk kan het even duren voor je er mee in aanraking komt. Maar eenmaal de vijftig gepasseerd kun je er vergif op innemen dat je meer dan eens aansluit in de lange slome rij bij een condoleance. Ouders hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven en ook leeftijdsgenoten hebben niet altijd de mazzel gezond oud te worden.
We zijn allemaal sterfelijk. Dat betekent wat voor ons leven. Het vraagt moed om het leven niet zomaar voor lief te nemen. Oude religieuze en filosofische tradities stellen dat het regelmatig ‘oefenen in doodgaan’ je doodsangst vermindert en je levenskwaliteit verbetert. Ik oefen niet bewust in doodgaan, toch zorg ik dat ik niet wacht tot later met doen wat ik het liefste wil. En sta ik geregeld stil bij waar ik blij mee en dankbaar voor ben. Het helpt echt. Ik ben niet bang voor de dood. Als het nu gebeurt kan ik terugkijken op een mooi leven.
Ik hoorde later dat Anne, als vrijgezel en enigs kind, nooit het ouderlijk huis verlaten heeft. Het idee haar ouders te verliezen is voor haar niet te bevatten. Ook al weet ze verstandelijk dat het onvermijdelijk is, toch steekt ze liever haar kop in het zand. Alsof het dan niet gaat plaatsvinden. Ik leef met haar mee. En als ik iemand de moed gun de sterfelijkheid te omarmen, dan is het Anne wel.
‘What is it you plan to do with your one wild and precious life’
– Mary Oliver.