Column Jan D. Swart |
Met Jansma en Derksen in Parijs
Tot vijftien jaar terug was het een traditie om Kees Jansma te bellen met het voorstel de koffers te pakken en naar Parijs te rijden. Johan Derksen en ik belden hem dan om de beurt ’s morgens op de dag van de wens en we hoefden door de telefoon maar met de toilettassen te rammelen en Kees stond startklaar. Wat dat betreft kende Jansma geen wettelijke bedenktijd en zodra we Parijs naderden besloop ons drieën het vermoeden dat Nederland eigenlijk niet bestond. Vier dagen lang vertoefden wij beurtelings op terrassen, bekeken het Franse pluimvee in de middagzon en ’s avonds stroopten we ondeugend de kroegen af, waarna we het rond drie uur ’s nachts aan de stok kregen met een nachtportier zonder humor. Kees zag hem dan voor een scheidsrechter aan.
Zuinig opgevoed en om de kosten te drukken sliepen we met z’n drieën op één hotelkamer, en om dat slapen zo lang mogelijk uit te stellen dweilden we ’s nachts luidruchtig over de gangen op zoek naar de juiste kamer en als we die na vele mislukkingen eenmaal gevonden hebben, hingen we onze stinksokken uit het raam teneinde die de volgende middag na het ontwaken blootsvoets beneden in de tuin weer op te halen.
Op de gang passeerden we dan ‘s morgens andere gasten, die dachten dat we in alle haast uit een warm land waren komen overvliegen en eenmaal beneden was het dan altijd een onbetaalbaar geluk als we wisten welke sokken bij wie hoorden. Niet zelden mislukte dat. Maar mannen zijn zo kieskeurig niet, zolang ze het maar naar hun zin hebben.
Terug op de kamer ontdekken we pas goed onze uitdragersbende, maar godzijdank was er geen vrouw die er iets van zei. De brunches waren vervolgens altijd overdadig. Ook de maaltijden in onderbelichte bistro’s en zo bouwden we aan een estafette van groot plezier om vier dagen later uitgewoond maar voldaan in het eigen ritme en bij onze echtgenotes terug te keren. Kees in Doorn. Johan in Gouda en ik in Rotterdam. Daarna konden we er weer een poosje tegen. We hadden de oude tijden doen herleven.
Jansma, Derksen en ik behoren namelijk tot een klein gezelschap, dat vanaf pakweg 1969 landen bezocht, die anderen ons onder normale omstandigheden zouden hebben afgeraden. Dat was niet eens een onbedwingbare zucht naar avontuur, want we er niet eens de hand in. Het land werd bepaald door een loting die Europese voetbalclubs aan elkaar verbond. Dat is nog zo.
Ongelukkigerwijs waren dat in ons geval altijd landen achter het toenmalige IJzeren Gordijn, die alle bij een blauwe hemel ondefinieerbaar dezelfde geur hadden. We gingen er altijd als heren heen, maar we kwamen als stukgoed thuis.
Niemand kent de angst van het bonzen op je deur in het holst van de nacht in een achenebbisj hotel in Sofia in de tijd dat het Warschaupact nog bestond. Wij wel. Want dan zat je als lijk rechtop in je bed. Ook nog kansloos, want je had je paspoort bij de balie verplicht moeten afgeven.
De komende maanden gaan we de verhalen vertellen, want die bederven nooit.
Wij hielden dus ook niet van reizen, maar als je het maar lang genoeg deed, dan wist je: vroeg of laat bereik je altijd het uitgangspunt van het vertrek en dat is de bestemming. Op het laatst wist je dus niet beter. Maar in ons geval was dat ongelukkigerwijs bij loting altijd Rusland, Bulgarije, Roemenië, Polen en in 1969 niet te vergeten checkpoint Charley op weg naar Oost Berlijn.
En dat is nu precies de reden waarom wij na de val van de muur jaar in jaar uit Parijs uitkozen om even vier dagen de beest uit te hangen wat in de angstige mystiek van Sofia, Moskou, Belgrado, Tirana, Warschau en Boekarest nooit kon. Nou ja. Bijna niet dan. Want als Anton Witkamp van De Telegraaf in Sofia in een staatshotel aan de kroonluchters ging hangen, hoorden we in Boekarest al de sirenes loeien en verlangden we binnen vier seconden in onze zwaar gebarricadeerde hotelkamers heel erg naar de Rue des Canettes in Parijs.
Nu Jansma met presenteren bij FOX stopt kunnen we eindelijk weer boeken.
Met Jansma en Derksen in Parijs
22 January 2019, 21:00 uur
Columns