Waarom schrijf jij nooit over Max Verstappen? Wordt mij regelmatig gevraagd. Steeds geef ik hetzelfde antwoord: Omdat ik liever over sport schrijf. Even is het dan stil, wordt er gefronst en komt er een met venijn uitgespuugde wedervraag: O, Formule 1 is volgens jou dus geen sport?
Nee, antwoord ik dan naar eer en geweten, Formule 1 heeft weinig te maken met sport. Dus, is de volgende reactie, al die miljoenen liefhebbers die er voor de buis naar zitten te kijken, zijn gek? Ook die vraag beantwoord ik ontkennend: Nee, gek zijn ze niet, dat hoor je mij niet zeggen. Maar als je beweert dat monotoon rondjes rijden in een raceauto een sport is, en dat je daar uren naar gaat zitten kijken, is er toch iets met je aan de hand.
Hoeveel vriendschappen er bij mij dankzij Max Verstappen zijn gesneuveld, ik heb het niet kunnen bijhouden. En ik kan er ook niet mee zitten, eerlijk gezegd. Als kind had ik al nooit interesse in Dinky Toys, Matchbox en later Hot Wheels, Carrera en hoe heten ze allemaal. Waarom zou ik die belangstelling vandaag de dag wel hebben? Omdat er toevallig een Nederlander is die heel goed kan sturen en hard rijden? Lekker belangrijk. Ik zie ook op straat het verschil niet tussen een Audi en een KIA of een Skoda en een Hyundai. Vraag mij evenwel om een ritje te maken in een Citroën CX uit de jaren ’80 of een Peugeot 404 van rond 1970, en ik zit al achter het stuur voordat je je vraag hebt kunnen afmaken. Helemaal niets met auto’s heb ik dus ook weer niet.
Waarom dan die kennelijke aversie tegen alles wat met autoracen te maken heeft? Bijvoorbeeld omdat er geen opleidingen of trainingen zijn waar tienduizenden jongetjes of meisjes het kunnen leren. Kantines en kleedkamers waar je met z’n allen gezellig kunt napraten over de wedstrijd? Zijn er niet. Competities? Verenigingsleven? Niets van dat alles, er is geen enkele binding met wie of wat dan ook. De autoracerij telt wereldwijd een handvol mannen en een enkele vrouw die uitblinken in stuurkunst, en in zo’n horizontale raket het gaspedaal tot boven de 300 mogen indrukken. Prima, mijn zegen hebben ze. Als ik er maar niet naar hoef te kijken.
Ik weet het: Formule 1 coureurs moeten geestelijk en lichamelijk in topconditie verkeren. G-krachten en zo meer. Eén honderdste seconde de aandacht verslappen en ze ontmoeten Ayrton Senna en Gilles Villeneuve – ik ken mijn klassieken – en andere waaghalzen die op het circuit de dood vonden. En ja, onze eigen Maxi-Cosi heeft een betere fysieke conditie dan alle Nederlandse profvoetballers bij elkaar. Hij komt voor de camera over als een sympathieke gozer. Bovendien – waarschijnlijk het allerbelangrijkst – is Max een landgenoot. En zodra er een Nederlander in welke activiteit dan ook uitblinkt, kan hij of zij rekenen op massale adoratie en support, van zowel media als kijkerspubliek.
Maar het heeft nog steeds niets met sport te maken. En al helemaal dat gelul achteraf niet, van al die zelfbenoemde kenners. Zo’n pedant praatprogramma met dito mannetjes die races analyseren en, echt waar, close up met geheven vlakke handen naast elkaar uitleggen hoe bolide 1 bolide 2 in die en die bocht binnendoor passeerde. Als dat geen humor is.
Conclusie: autoracen is entertainment. Meer niet. Niet anders dan een voorstelling van Wilfried de Jong in Luxor, in de bios naar Oppenheimer kijken, langs de route staan van de Rotterdam Marathon, een dagje Blijdorp… het is allemaal precies hetzelfde als een paar uur zitten kijken naar een Formule 1 race.
Blijft u dat doen, trekt u zich vooral niets aan van mij. Ook wanneer Max straks wordt geklopt door een nog betere coureur. Of er zelfs helemaal mee stopt, of moet stoppen, want dat moment gaat natuurlijk komen. Wat zegt u, dan haakt u af, dan bent u niet meer bereid om te betalen om ernaar te kijken via ViaPlay of een andere aanbieder? Ik had niet anders van u verwacht.