Floor is zeventien jaar en vier maanden oud en daarmee hoogbejaard. Floor is onze Jack Russell. Zij is in deze zeventienjarige tijdsperiode tweemaal bij de dierenarts geweest. De eerste keer om haar te laten steriliseren en de tweede keer voor de vaccinatie voor kennelhoest. Dat laatste hebben we maar één keer laten doen want daarna is ze nooit meer naar een kennel geweest. Het was voor ons overduidelijk dat het verblijf daar, terwijl wij van onze vakantie genoten, voor haar absoluut geen feest was geweest.
Als hoogbejaarde dame heeft zij last van slechtziendheid, van doofheid, ze valt soms zomaar om of ergens tegenaan, de meeste tanden zijn al uitgevallen, haar bruine snuit is grijswit geworden en ze is vermagerd. Wij zeggen dat zij ‘dement’ is. Immers, ze loopt vaak rusteloos zoekend door de kamer, blaft als er een vlieg door de tuin vliegt en zit soms zonder duidelijk doel naar een muur te staren. Harde brokjes kan ze eigenlijk niet meer kauwen. Deze maken we nu zacht met wat groentebouillon. Wilde ze vroeger graag mee op een lange wandeling, nu is een kort snuffelrondje op het grasveld voor ons huis al voldoende. Floor is incontinent, althans, als ze moet dan moet ze, en dat is dan veelal vlak naast of in haar mand in de huiskamer. Tijdens het snuffelrondje ‘vergeet’ zij te plassen of te poepen en zij doet het dan in de gang of in de huiskamer. Ze kijkt ons dan schuldig aan alsof ze ‘sorry’ wil zeggen. Gelukkig hebben we marmoleum op de vloer liggen. We dweilen en poetsen wat af. Maar Floor hoort bij ons, zij mag incontinent en ‘dement’ zijn. In de avond staat zij veelal naast de bank terwijl wij naar een Netflixserie kijken. Ze staat dan te wankelen en valt vaak om. Wij aanvaarden haar natuurlijke aftakeling. Het pad naar haar aanstaande dood. Zij heeft een mooi leven gehad. Haar leven is in onze visie een voltooid leven. Het verval ontroert ons. De aftakeling heeft, al vinden velen dit niet, iets moois. Het is soms gewoon mooi om naar te kijken. Het onvermijdelijke verval, de voorbije dartele jeugd maar vooral de rust. Wij laten haar de rust die ze verdiend heeft. Een vriend van ons liet zijn oude hond met hartfalen hiervoor behandelen. Amechtig sjokte de hond achter hem aan. En de dierenarts, die schreef wel weer pillen voor. Hij verdiende hier immers goed aan. Bejaarde katten krijgen bij een nare kanker chemotherapie en kruipen dan door de bijwerkingen, hun instinct volgend, stilletjes weg om dood te gaan. Mensen doen hun huisdieren vanuit egoïsme echt heel veel narigheid aan. ‘Je wilt ze toch zolang mogelijk bij je houden,’ hoorde ik iemand zeggen die duizenden euro’s uitgaf om een bejaarde blinde obese diabetische huiskat zo lang mogelijk in leven te houden.
Ik moet vaak aan Floor denken als we een hoogbejaarde patiënt opnemen op de intensive care. Ook zij hebben vele degeneratieve klachten en kwaaltjes. Vergelijkbaar met de kwaaltjes van Floor. Hierin verschillen honden en mensen niet van elkaar. Ook de oude mensen ‘ondergaan’ hun lot veelal. Laten met zich doen. Het zijn veelal hun kinderen die willen dat vader of moeder koste wat het kost in leven gehouden moet worden. Vaak vanuit dezelfde egoïstische overwegingen waarom bejaarde huisdieren naar de dierenarts worden gebracht.
We zijn vergeten dat het leven niet een verlenging van de eeuwige jeugd tot de dood is maar veelal een geleidelijke en natuurlijke aftakeling en verlies van krachten en behoeften.
Floor is steeds weer blij als ze ons ziet. Valt nu vaak om als zij tegen ons opspringt en verliest zij in haar enthousiasme wat druppels urine. Zij wil nog bij ons horen. Een lid van de roedel. En zij mag dat. Tot het einde toe. In het begin van de coronacrisis, in mei 2020, heb ik in een interview gezegd dat ik het inhumaan vond dat wij bejaarde mensen isoleerden van de rest van de samenleving, maar met name daarbij isoleerden van hun dierbaren. Hun kleinkinderen die een tekening kwamen brengen, hun kinderen die kwamen vertellen over ‘hoe druk ze het wel niet hadden’. Het zijn voor velen de hoogtepunten van de dagen. Niet meer, maar zeker niet minder. Ik werd voor ‘sociaal darwinist’ uitgemaakt omdat ik oude mensen ‘niet de moeite waard zou vinden’ en het ‘niet erg vond als zij aan covid-19 zouden bezwijken’. ‘Mijn moeder ging op 83-jarige leeftijd, ze had nog wel 93 kunnen worden,’ schreef een boze dochter mij. Ik hield slechts een betoog voor de aanvaarding dat leven op korte termijn eindig is, zeker als je al meer dan zeventig of tachtig jaar hebt geleefd.
Wij willen lichamelijke gebreken verhelpen zonder te beseffen dat juist het geleefde leven de moeite waard was en zonder te aanvaarden dat sterven een fase is die soms jaren duurt met als eindfase de werkelijke dood waarop we ons eigenlijk samen met onze dierbaren hadden moeten voorbereiden. Een fase die voor de betrokkene kleine waarden heeft. Daardoor leren we ook voor onszelf de uiteindelijke aftakeling en de dood aanvaarden. Alfa en omega. Begin en einde. Gedenk te sterven.
Levenskunst is de kunst om het leven ten volle te leven maar ook om de onvermijdelijke aftakeling en de voorbereiding op de dood te aanvaarden. We leven, om verschillende redenen, in de rare illusie van onsterflijkheid. Het accepteren, aanvaarden van verval en de dood en het ‘niet-meer-mee-kunnen-doen’ hoort ook bij goed leven. Laat jonge mensen met oudere mensen praten, hun levensverhalen horen. Horen over de kracht van hun jeugd, hun drijfveren, maar ook de aanvaarding en berusting dat het leven geleefd is. Ook jonge dokters en verpleegkundigen stimuleer ik om met hun oudere patiënten te praten. De mens is een ‘verhalen-vertellend dier’, verhalen om van te leren. Laten we weer naar elkaar luisteren en laten we als de patient dat ook wil onze handen in onze zakken houden en ze er hooguit uithalen om de hand van de ander vast te houden, maar niet om een infuusnaald te pakken.
Ik kijk elke dag naar onze Floor. Als zij tevreden en veilig slaapt in haar vertrouwde mandje. Als zij rusteloos rondsnuffelt op het grasveld waar zij vroeger fanatiek en met succes nog katten najoeg, een bek vol kattenhaar. Ik kan genieten van de aanblik dat zij blij is ‘er-nog-bij-te-horen’. We zullen haar bij een medische catastrofe echt niet naar de dierenarts brengen. Wij zouden dan bij haar zijn en zeggen ‘dat het goed is zo’, haar over haar kop aaien en zeggen ‘dat ze mag gaan’. Net zoals we vaker met oude stervende mensen zouden moeten doen in plaats van 112 te bellen. Zeker als zij dat laatste ook niet meer willen.
dr Erwin Kompanje is klinisch ethicus en universitair hoofddocent aan het Erasmus MC in Rotterdam. Meer blogs lezen? Klik hier.