Column Marianne de Jong: Monsters

15 August 2021, 10:00 uur
Columns
mainImage

Column Marianne de Jong |

Monsters

Op mijn zonnige wandeling naar een naburig dorp waar een terras aan het water op mij wacht, word ik vergezeld door twee mannen. Eén, waarmee ik mijn leven al meer dan 36 jaar deel en die vooral van zich laat horen als hij trombone speelt. En één die mijn leven pas 12 jaar kleurt en die alleen zijn mond houdt als hij trompet speelt. Mijn verwoede pogingen om de laatste van het stel opmerkzaam te maken op de vele bloemen en vogels die de polder herbergt slagen slechts ten dele.

Het landschap waar we doorheen lopen is onderdeel van een cultuurlandschap; boeren en natuurbeschermers werken nauw samen om hun doelen bijeen te brengen en creëren zo een kleurrijk geheel. Al jaren ben ik beschermer van de stichting die dit beoogt en het is prachtig om te zien dat je geld goed wordt besteed. Mijn aandacht is dus maar half bij het verhaal dat de jonge man enthousiast aan het vertellen is. Zoals veel jongeren is hij bezig met computerspellen, dat verbaast me niets. Maar híj houdt zich bezig met de ontwikkeling daarvan.

Het valt niet altijd mee om bij te blijven met de vele interesses die de aanstormende puber ontwikkelt en ik was al blij dat hij zich een inventief poppenspeler en acteur had getoond. Dat zijn tenminste zaken die ik begrijp, waar ik van kan genieten en waar ik om kan lachen. Zo grappig! Maar computerspellen zeggen mij, behalve Sudoku en Patience op mijn mobiele telefoon, niets. Soms laat hij een klein stukje zien: razendsnel bewegende monsters die zonder uitzondering andere monsters tot moes moeten slaan. Ze spatten in stukjes uiteen en dan heb je een punt. Of, als het een bijzonder monstertje is, een bonuspunt. Hoera.

Met de vechtpartijen op Schouwen-Duiveland en de dodelijke vechtpartij in Palma de Mallorca in het achterhoofd kan ik weinig enthousiasme opbrengen voor dat soort spelletjes. Zulke jongelui brengen hun virtuele waanzin in de echte wereld in praktijk en ze zijn er nog trots op óók. Reden te meer om goed te luisteren naar het verhaal van mijn jonge wandelgenoot over zijn creatie. Mijn vrees blijkt onterecht: hij staat pas aan het begin van de ontwikkeling, hij heeft pas net geleerd om een script te schrijven.

Een script? Dat is toch iets waarmee een toneelschrijver aan de slag gaat om een verhaal van een ander zichtbaar op de planken te zetten? Ja, dat was vroeger. Of misschien nog wel, maar dit is 2021, het tweede jaar van de strijd tegen onzichtbare maar oh zo echte monstertjes en iedereen bevindt zich al die tijd al achter een beeldscherm. Op die manier noodgedwongen op afstand van de buitenwereld en noodgedwongen meegezogen in de mogelijkheden die de virtuele wereld ons te bieden heeft.

Het script waarover ik nu bijgepraat word past de onderdelen van het spel aan. Je kunt er bijvoorbeeld sommige blokjes mee onzichtbaar maken. Gelukkig heb ik jarenlang voor een internationaal computerbedrijf gewerkt, ook op een afdeling met nerds die je niet gelukkiger kon maken dan ze in een afgesloten ruimte met computers stoppen. En ze werden nog blijer als zo’n computer ook deed waarvoor ze hem (hem?) hadden geprogrammeerd. Zo niet, dan zat er een fout in het programma. Dat kon een kleintje zijn of een monster. Liever een monster, die zijn makkelijker op te sporen.

Stap voor stap krijg ik alle mogelijkheden van het script te horen. Een sprookje dat tot leven wordt gewekt met een modern monster: de computer. Een laptop die wordt ingezet om een droomwereld te creëren waarin gebouwd kan worden, die verbeelding tot werkelijkheid brengt, die dromen waar maakt. Bij de stukken die ik begrijp babbel ik vrolijk mee over de mogelijke ontwikkelingen van het spel.

‘Waar zijn we over zes jaar?’, vraag ik mij ondertussen af. Dan zit de middelbare school erop en is hij meerderjarig geworden. Hoe zal dát script zich ontwikkelen?

Na de heerlijke lunch, de warme terugtocht, een ijsje onderweg en een biertje op het terras van zijn ouders ga ik weer in de benen voor het laatste stukje. De stilte dendert in mijn oren. De zon schijnt in mijn gezicht, in Nederland is dat nog niet zo vaak gebeurd dit jaar. Onwillekeurig denk ik aan mijn heerlijke vakantie op Mallorca; zodra het kon zat ik in het vliegtuig. Omdat ik al jaren in hetzelfde plaatsje vakantie vier zijn mijn eerste stappen richting de diverse restauranteigenaren die ik in al die jaren heb leren kennen. Even horen hoe het met hen is gegaan.

Eerst even naar een Engels stel. Zij en ik hadden vanaf onze eerste ontmoeting een klik. Niet alleen, omdat we beiden Spanje-gek zijn, maar zij is altijd zo enthousiast, zo vriendelijk. Haar gasten vallen altijd in een warm bad, ongeacht de temperatuur op Mallorca. Daarom zitten ze vaak vol op het moment dat ik langsloop. Dan zwaaien we alleen even.

Nu is het wat minder druk: ik zoek een lekker plekje. De aankleding is wat ouderwets, maar dat heeft misschien te maken met de naam van het restaurant dat is vernoemd naar een Romeinse keizer. Waarschijnlijk leek het hen leuk om ook een inrichting uit die tijd te hebben? Het gebrek aan inkomsten zal er ook geen goed aan hebben gedaan. Wat daarvan zij, het biertje is lekker koel en tintelt op de tong.

‘Ja’, vertelt ze, ‘het is een moeilijke tijd, maar we komen er wel’. Tuurlijk.

Op de terugweg loop ik even binnen bij het parfumerietje op het plein. De dame achter de toonbank begroet me hartelijk: ‘Wat een tijd geleden!’ Mijn favoriete Spaanse eau de toilette is snel gevonden en zoals altijd stopt ze het papieren tasje vol met tubetjes en verstuivertjes. Terug langs het Romeinse restaurant wenk ik de eigenaresse, want het is wel crisis, maar welke vrouw wil er nou niet lekker ruiken?

Ze kijkt verbaasd als ik haar de probeer-parfums geef, dan lacht ze blij: sommige monsters brengen geluk.

 

‘Monsters’ is verschenen op het Gouds Dagblad als column en op de site van de schrijver: Marianne de Jong.

Reageren kan via: [email protected]

Ga voor nog meer leuke, korte verhalen naar: www.coronkels.nl